Uit: Telegraaf vrijdag 31 mei 2019
Door: Syp Wynia

Bijna vier jaar geleden, vanaf de zomer van 2015, kwam er een grote golf asielzoekers, waaronder veel Syriërs, naar West-Europa. Bekende Nederlanders. maar ook diverse autoriteiten, reageerden sussend: de Syriërs heetten goed opgeleid te zijn en zouden een verrijking voor Nederland vormen. De hoogste baas van de asielopvang voorzag ‘een enorme empowerment voor Nederland’.

In werkelijkheid verging het de Syriërs over het geheel genomen niets beter dan andere asielzoekers. Een enkeling bleek voldoende opgeleid om naar het hoger onderwijs te kunnen, het merendeel is werkloos en wie wel werkt heeft doorgaans een klein baantje. Asielzoekers in Nederland hebben anderhalf jaar na het verkrijgen van de verblijfsvergunning maar in ongeveer vijf procent van de gevallen werk, na 2,5 jaar slechts een tiende en na 3,5 jaar nog steeds maar een kwart. Twee derde heeft dan nog steeds een bijstandsuitkering. En Syriërs doen het gemiddeld niets beter, integendeel.

Het is een probleem van jewelste. Sinds 2014 kwamen er alleen al een kleine 200.000 asielzoekers en na-reizigers naar Nederland. Als daarvan zovelen werkloos zijn en blijven en als duizenden kinderen opgroeien in een omgeving waar van uitkeringen wordt geleefd, is dat slecht nieuws. En als zelfs nu, met grote tekorten op de arbeidsmarkt, de asielzoekers amper aan het werk komen, hoe mag het dan wel gaan als – zoals zich al aftekent – de economie gaat afzwakken? Het heet er alle schijn van dat het overheidsbeleid te zeer doortrokken is van omzichtigheid en discriminatieangst.

Asielzoekers worden vooral als kwetsbare slachtoffers behandeld. terwijl het toch ook mensen zijn die kans hebben gezien onder vaak moeilijke omstandigheden een ver buitenland als Nederland te bereiken. Het inburgeringsbeleid maakt bovendien meer kapot dan nodig is. In plaats van dat het de integratie helpt, is het vaak een obstakel. Er wordt bovendien veel mee gefraudeerd.

Minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken ziet ook wel in dat het zo niet verder kan. Waar asielzoekers nu in de eerste jaren dat ze een verblijfsvergunning hebben vaak te druk zijn met inburgeringscursussen om aan het werk te kunnen, wil Koolmees werk voor laten gaan. Maar voorlopig ruziet de minister met de gemeenten, die meer geld willen.

Als Koolmees’ nieuwe beleid al helpt zijn we al minstens twee jaar verder. Het zou ondubbelzinnig duidelijk moeten zijn dat werk voor de inburgeringscursussen gaat. Integreren gaat immers bij uitstek door werk. Op eigen benen staan moet de norm worden, waar nu de zekerheid van de uitkering vaak boven de onzekerheid van de betaalde baan gaat. Asielzoekers moeten ook niet lukraak over het land worden verspreid: asielzoekers moeten gaan wonen waar werk voor ze is. Laat bedrijven die om personeel zitten te springen zelf opleidingen en taalcursussen verzorgen. En vooral: schrap de bureaucratie, want de overheid zit de zelfredzaamheid van de asielzoekers danig in de weg. Achtereenvolgende kabinetten gaven steeds weer een eigen draai aan het inburgeren. Zo introduceerde de vorige minister van Sociale Zaken, Lodewijk Asscher, een verplichte ‘participatieverklaring’. Het is een zinloze en tijdrovende maatregel die bijdraagt aan de papierwinkel waar asielzoekers doorheen moeten. Die maatregel van Asscher kan meteen worden geschrapt.

Syp Wynia is politiek en economisch columnist.